Het nutsbedrijf

[Door Sybrand Frietema de Vries, column eerder verschenen in het Friesch Dagblad]

In de jaren ’90 zou ‘de markt’ efficiënte en innovatieve antwoorden geven op de vragen die consumenten en overheden nog niet eens wisten dat zij hadden. De belofte was groot, zeker op het gebied van energie. Meer transparantie, nieuwe producten, echte concurrentie en altijd goedkoper.

We kregen iets anders: voor miljarden aan tv-reclame met mooie mensen en glossy foldertjes met ranke windmolens. Burgers dachten massaal aan de duurzame stroom te gaan. Maar die werd voor een groot deel in spiksplinternieuwe kolencentrales geproduceerd of bleek van IJslandse geisers afkomstig te zijn.

Bestuurders van energiebedrijven feliciteerden elkaar met de behaalde bonussen in de VIP-loges van voetbalclubs die ze sponsorden. Ondertussen hingen ontevreden klanten urenlang in de wacht bij een callcenter. Beloofde prijsdalingen bleven uit en energiebedrijven – inmiddels in buitenlandse handen – bezetten jarenlang de bovenste plaatsen in de lijstjes van de slechtste dienstverleners.

Op het gebied van energie is de belofte van ‘de markt’ niet uitgekomen, op veel andere vlakken trouwens ook niet. Voor energiebedrijven, geliberaliseerd, in fasen geprivatiseerd en voor een deel gedereguleerd, veranderde er veel. Vaak ten koste van het personeel door reorganisaties, herlocaties en fusie-ontslagen.

Het neoliberale marktdenken is nu sterk op z’n retour. Echter nog niet bij dit kabinet en in grote delen van de Tweede Kamer. Dat is jammer want oplossingen voor de duurzaamheidsopgaven vragen gelijkgestemdheid.

We moeten de energievoorziening weer terug brengen in het publiek domein. Want daar hoort het thuis.

Wat mij betreft gooit de overheid, met de provinciale overheid voorop, het over een andere boeg. Zonder meteen de gehele privatisering terug te draaien kan de provincie aangeven wat zíj belangrijk vindt op het gebied van energievoorziening.

De veelbejubelde energietransitie kan slechts plaatsvinden als iedereen meedoet en hetzelfde belang onderschrijft. Kleine lokale partijen, coöperaties en een paar ideële kleine leveranciers onderschijven dat vanzelfsprekend. Maar grote energiebedrijven met aandeelhouders van over de hele wereld hebben daar niets mee te schaften. Zij volgen de wetmatigheden van ‘de markt’ en blijven rustig doorinvesteren in fossiele energievormen.

Wat als we de kleine partijen de hoeders maken van die transitie? Wat als de overheid die lokale partijen vraagt een leidende rol in te nemen? Dan kunnen er keiharde afspraken gemaakt worden over verduurzaming. Het enige is dat de overheid niet meteen moet zeuren over staatssteun of stellen dat elke vraag via aanbestedingsregels moet lopen.

Nota bene is er al Europese wetgeving die ruimte biedt om kleine partijen hoeders te maken van die energietransitie. Europa kent diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Dat zijn ondernemingen die taken uitvoeren die een overheid van publiek belang vindt. Ze zijn, met veel regels en uitzonderingen omkleed, vrijgesteld van de staatssteunregels. Woningbouwcorporaties kunnen bijvoorbeeld dergelijke bedrijven zijn.

Energiecoöperaties voldoen in feite ook aan die eisen, omdat zij energiediensten efficiënt en goedkoop kunnen uitvoeren. Ze dienen verschillende publieke belangen zoals veiligstellen van de energievoorziening, stimulering van energiebesparing en versnelde verduurzaming van de energieproductie. En ze doen dat door lokaal te investeren in middelen en mensen. Laat dat nou precies zijn wat de provincie Fryslân graag wil.

Deze coöperaties ondernemen bovendien democratisch: besluiten worden door stemming genomen. Eigenlijk vergelijkbaar zoals vroeger een kleine gemeente een lokaal gas- of elektriciteitsbedrijf had. Een energiebedrijf, gerund door professionals, in eigendom van de gemeenschap. Niets nieuws eigenlijk. Niks DAEB; gewoon, een nutsbedrijf.